maandag, 13 maart 2000
Sonnet XXVII
Ontdekte deze een tijdje terug - min of meer bij toeval, maar hoe vaker ik 'm lees hoe meer ik de meesterlijke constructie en mooie boodschap ervan waardeer. Het lijkt me niet nodig dat ik er nog bij zeg wie hem geschreven heeft.
Weary with toil, I haste me to my bed
The dear repose for limbs with travel tired;
But then begins a journey in my head
To work my mind, when body's work's expir'd
For then my thoughts - from far where I abide -
Intend a zealous pilgrimage to thee,
And keep my drooping eyelids open wide,
Looking on darkness which the blind do see;
Save that my soul's imaginary sight
Presents thy shadow to my sightless view,
Which, like a jewel in the ghastly night,
Makes black night beauteous and her old face new,
Lo! thus, by day my limbs, by night my mind,
For thee, and for myself no quiet find.
Wie wel eens wakker heeft gelegen van zo'n jewel in the ghastly night weet waar W.S. te S-u-A het over heeft.
Reacties
Commentaar achterlaten
|