DE VUURPROEF
een kort nieuwjaarsverhaal door Lars Pasveer
De man wees naar een reusachtige vuurpijl die op een hardboard
scherm zat geplakt. "En die", sprak hij. "Goede
keus", zei de verkoper. "Dit is de zwaarste die we mogen
verkopen. Voor nog krachtiger spul moet u echt naar België."
De
man verliet het pand met een enorme plastic tas. Hier en daar
hadden stukken hout door het het plastic geprikt, zodat het leek
alsof hij met een reusachtige zeeëgel over straat ging. Dat
maakte niet uit. Het zou het allemaal waard zijn.
Toen
de man thuiskwam, zette hij de tas met vuurwerk voorzichtig neer
en trok zijn jas uit. Hij wreef z'n handen over elkaar. De verwarming
stond laag en het was koud in huis. Terwijl hij zijn handen warmde,
voelde hij een een prettige opwinding over wat komen ging.
Hij
liep naar zijn slaapkamer en trok het dekbed en de kussens van
zijn bed. Hij pakte de matras en sleepte die naar een kamer die
op de straat uitkeek. Hij sliep er nooit, want het verkeerslawaai
stoorde hem. Toen een bed was geïmproviseerd, zweette hij
hevig.
De
man ging aan de eetkamertafel zitten en keerde de plastic zak
om. Vierkante rode pakken vielen zwaar op tafel. Het losse vuurwerk
rolde over de tafel, waarbij hij een paar keer katachtig moest
grijpen om te voorkomen dat het op de grond viel. Om de pijlen
los te krijgen scheurde hij de plastic zak kapot. Hij bekeek de
buit. Het had hem veel geld gekost. Maar dat maakte niet uit.
Het zou het allemaal waard zijn.
Het
licht van de gloeilamp boven tafel viel hard op het vuurwerk.
Goed licht, dat had hij nodig. De staande klok, het duurste meubelstuk
dat hij bezat, galmde vanuit de donkere houten kast tien uur.
Hij moest opschieten, anders zou hij niet op tijd klaar zijn.
Toen
hij halverwege de stapel was, moest hij even pauzeren. Hij kneep
zijn ogen een paar keer krachtig toe en keek toen met wijd opengesperde
ogen in de verte. Hij keek naar de klok. Tien voor half twaalf.
Nog even.
Hij
pakte de schaar weer op en ging verder. De pijlen waren aan de
beurt. Hij pakte de zware kokers op, en keurde instemmend knikkend
het gewicht. Veel kruit, dat voelde je zo. Zijn duim aaide zachtjes
het plastic kapje, dat bovenop de pijlen zat. De man gromde tevreden.
Hij zette de schaar op het lontje, schoof een paar keer tastend
heen en weer en knipte. Niet te kort, niet te lang. Perfect.
Tegen
twaalf uur was de klus geklaard. Hij haastte zich naar de keuken,
terwijl buiten het eerste knallen al begon. Hij pakte een nieuwe
plastic zak van een reusachtige stapel in de hoek van de keuken.
Met twee grote halen van zijn arm veegde hij het vuurwerk van
tafel, de zak in. Terwijl hij de voordeur opende, hoorde hij nog
net het bronzen geluid uit de woonkamer, waarmee het nieuwe jaar
werd ingeluid.
Het
was druk op straat, en uit alle richtingen klonk geknal en het
fluitende, schrille geluid van gillende keukenmeiden. De lucht
werd onafgebroken gevuld met paarse, rode en helderwitte sterren.
Sommige eindigden in een spectaculaire regen van licht, maar
de meeste doofden nog voor ze terug naar aarde vielen.
De
man liep tussen de menigte op straat, daarbij elkaar feliciterende
groepjes mensen vermijdend. Een grauwe rooksluier waaierde tussen
geparkeerde auto's. Hij had een aansteeklont gekocht, die hij
met een flakkerende vlam uit een aansteker in brand stak. De rook
en het gloeiende puntje gaven hem een alibi.
Onopvallend,
maar met grote precisie, verspreidde de man het gecoupeerde vuurwerk
in plantsoenen, de goot en onder auto's. Wanneer iemand keek,
blies hij de as van de aansteeklont en staarde nonchalant in de
richting van vuurwerk dat toevallig op hetzelfde moment afging.
Niemand had hem gezien. Het was inmiddels half twee en het vuurwerk
was op. Hij verfrommelde de plastic zak en wierp hem op straat.
Toen
hij thuisgekomen de voordeur achter zich sloot, draaide hij hem
meteen op het nachtslot. Er zou niemand komen. En mocht er iemand
aanbellen, deed hij niet open.
Hij
hing zijn jas op, ging naar boven en kleedde zich uit. Hij deed een pyjama aan en liep naar de voorste kamer.
Het
vroor en een stevige wind trok aan de kale takken van de boom
voor het huis. De man opende het raam. Met de ijskoude lucht stroomden
ook de geluiden van de straat naar binnen. Het meeste vuurwerk
was nu wel afgestoken. Soms klonk er nog een dof ratelend salvo
in de verte, dan weer een knal dichtbij.
De
verwarming was uit en hij bleef even voor het geopende raam staan,
en ademde diep in. Hij stootte een grote wolk uit, alleen door zijn
neus. Hij moest ineens denken aan een paard, dat op een koude
schemerochtend een ploeg voorttrekt over een lege akker.
"Mooi
geweest", zei hij tegen de verlaten straat en het beeld verdween.
Hij kroop onder het dekbed en viel in een droomloze slaap.
De
flits was door de gesloten gordijnen te zien. Of de knal of het
licht hem had gewekt, wist hij niet. Maar dat er iets gebeurd
moest zijn, was duidelijk. De stilte na de slag werd vrijwel direct
gevuld met een hoog gehuil, door snikken onderbroken. Zonder
te gaan kijken voelde hij dat er buiten paniek was.
Er
klonken opgewonden stemmen en het geluid van gehaaste voetstappen.
Een vrouw gilde één keer, hard en hysterisch. Hij
draaide zich op zijn rug en luisterde hoe in de verte de sirenes
aanzwelden.
"Gelukkig
Nieuwjaar", sprak hij hardop.
Met
een zucht draaide hij zich op z'n zij en sliep tot diep
in de namiddag.
|